Draai een lijn door een van de eindpunten te slepen om de gewenste hoek te maken. Gebruik het venster Grootte en positie als u de exacte draaihoek wilt opgeven.
Opmerking: Gebruik de volgende procedures om een verbindingslijn te draaien tussen shapes. Hierdoor is het echter wel mogelijk dat de verbindingen tussen de lijn en de shapes worden verbroken, dat de lengte van de lijn wordt gewijzigd of dat de lijn verandert in een verbindingslijn met een rechte hoek.
Als u een lijn wilt draaien, selecteert u Aanwijzer op het tabblad Start in de groep Extra. Klik vervolgens op de lijn en sleep een van de eindpunten.
Als u een lijn wilt draaien met een exact aantal graden, gebruikt u het venster Grootte en positie window.
-
Klik op het tabblad Beeld in de groep Weergeven op Taakvensters > Grootte en positie.
-
Klik op de lijn die u wilt draaien. De lijngegevens worden weergegeven in het venster Grootte en positie.
-
Voer in het venster Grootte en positie in het vak Hoek het aantal graden in waarmee u de lijn wilt draaien. Het eindpunt van de lijn wordt verplaatst om de hoek van de lijn te maken.
Tip: Een horizontale lijn van links naar rechts wordt beschouwd als 0 graden en een verticale lijn omhoog wordt beschouwd als 90 graden. Verhoog het getal bij Hoek om de lijn linksom te draaien (het eindpunt te verplaatsen) rond het beginpunt en verlaag het getal om de lijn rechtsom te draaien.